Deze webcast toont de resultaten van een uitwerking van het canonieke model ten behoeve van de referentiearchitectuur van een provincie. Deze referentiearchitectuur wordt ingezet als kader voor de verschillende projecten die uitgevoerd worden. Hierbij worden Project Start Architecturen gebruikt die de specifieke kaders geven voor het project.
Binnen de referentiearchitectuur wordt een canoniek datamodel opgesteld waarin de generieke entiteiten zijn beschreven. Voor projecten wordt vervolgens een meer gedetailleerd model opgesteld. Voor de introductie van deze werkwijze en modellering zijn de volgende activiteiten uitgevoerd:
-
Het bepalen van de modelleerwijze. Enerzijds wordt bepaald welke methode ingezet wordt. Hierbij wordt een hybride methode uitgewerkt op basis van ArchiMate en een eigen notatie voor de eigenschap-modellering. Anderzijds worden subsets binnen de ArchiMate notatie bepaald. (zie afbeelding 2)
-
De toolselectie. Voor het beheer en beschrijven van het datamodel kunnen verschillende geautomatiseerde hulpmiddelen ingezet worden. Op basis van een checklist wordt bepaald welke tooling het beste ingezet kan worden.
-
Het inrichten van de tooling. De tool wordt ingericht op basis van een voor de referentie architectuur bruikbare indeling en de modellen binnen deze tooling worden uitgewerkt (afbeelding 3).
-
Modelvalidatie. Toetsing van het opgestelde model bij een aantal direct betrokkenen zoals de architecten, medewerkers van het datawarehouse en ICT-adviseurs.
-
Projectspecifieke uitbreidingen en aanpassingen. Bij het opstellen van de datamodellen binnen de project start architecturen ontstaan inzichten om het generieke canonieke model aan te passen en uit te breiden.